“De jonge elites van Berlijn gaan er graag prat op internationale scholen bezocht te hebben en spreken sedert hun jeugd veelvuldig Engels. Dat hun kennis van de Duitse taal er steeds meer op achteruit gaat, stoort hen, noch hun ouders die dromen van grote internationale carrières voor hun nageslacht. In hun exclusieve clubs, afgesloten van de rest van de samenleving, stellen ze zich graag polyglot op en koketteren met hun kennis van het Engels.” Anton Besenbacher, Werven voor een stervende taal?, ’t Pallieterke, 27 oktober 2010, blz. 9
“Sinds mei ’68 leven we in een volledig Nederlandstalige universitaire ruimte in Vlaanderen. Wij hebben – zeer tot onze onvrede – in de 20e eeuw heel lang het tweetalige stelsel aan onze universiteiten gekend. We kunnen toch niet ernstig overwegen om de Nederlandstalige universitaire ruimte, waar generaties Vlamingen vragende partij voor waren, weer te verlaten!” Dirk de Cock, Eigen taal enig juiste basis voor onderwijs, De Standaard, 21 mei 2001
“Het is dus veeleer aan te bevelen dat zowel docenten als studenten extra taalcursussen Engels volgen in plaats van vakcolleges in het Engels. Veel studenten zullen in hun toekomstige werkterrein in de eerste plaats een beroep doen op het Nederlands. Daarnaast mogen we ook het universele recht van de student op een basisopleiding in de eigen taal niet uit het oog verliezen.” Jozef Devreese, emeritus hoogleraar aan de Universiteit Antwerpen en de Technische Universiteit Eindhoven,De Standaard, 29 september 2005
“Anders dan China, dat aan zelfrespect geen gebrek heeft, brengt Vlaanderen zijn eigen taal in gevaar door het Engels nog verder op te waarderen. Het beleid van diezelfde minister Smet ten gunste van de verengelsing van het hoger onderwijs leidt regelrecht naar een degradatie van het Nederlands. Het gevolg van zulk beleid zie je in landen waar het al decennia de regel is. In India wordt de cultuurtaal Hindi, tweede meest gesproken taal op aarde, nauwelijks gebruikt voor wetenschappelijke publicaties, en zij verliest jaarlijks tientallen bestaande cultuurwoorden omdat die door Engelse vervangen worden: om nog te zwijgen van de niet-vertaling van de talloze Engelse woorden voor nieuwe begrippen.” Koenraad Elst, Pascal Smet, loopjongen van het Engels, ’t Pallieterke, 29 september 2010, blz. 3
“Maar het is een spijtige evolutie in het Vlaamse wetenschapsbeleid om onderzoekers exclusief te quoteren op hun internationale bijdragen in A-reviewed tijdschriften of Engelse boeken die hoogspecialistisch enkel in dialoog treden met hun buitenlandse vakgenoten. Bijdragen naar een breed publiek, bijscholingsactiviteiten of volwassenenvorming worden in het wetenschappelijk milieu nauwelijks nog gewaardeerd; boeken voor een breder publiek worden vaak niet meegerekend bij de evaluatie van een wetenschappelijk curriculum. Alsof degelijke popularisering niet stoelt op uitmuntende expertise. Alsof wetenschappers ook niet een verantwoordelijkheid van kennisoverdracht hebben tegenover de subsidiërende gemeenschap. We hebben jarenlang gepleit voor maatschappelijk verankerde wetenschapsmensen: dreigen we de wetenschap niet opnieuw te isoleren in de ivoren torens van internationaal prestige?” (Jozef Janssens, Spiegel van de Middeleeuwen. In woord en beeld, Davidsfonds, Leuven, 2011, blz. 8 – 9)
“Het ontbreekt Nederland aan een duidelijk beleid, dat universiteiten óók aanspreekt op hun verantwoordelijkheid studenten zich te laten bekwamen in het Nederlands.(…) de veronderstelde kosmopolitische, weidse en open blik wordt door ons easy going gebruik van het Engels eerder ondermijnd dan gepraktiseerd. Veeleer zetten we een stel kolossale oogkleppen op, die onze blik in bijna alle gevallen op de Angelsaksische wereld doen richten.” (Maarten Klaassen, Engels in het hoger onderwijs, De groene Amsterdammer, 25 oktober 2011)
“Taal is nooit neutraal of waardevrij. Ze ontstaat en groeit in een eigen specifieke context, met eigen ideeën, opvattingen en tradities, en ze draagt daar de sporen van, onder meer in de vorm van, vaak onbewuste, ideologische interpretaties. De taal brengt een specifieke, waardegeladen manier van denken met zich mee.” Marc Reynebeau, Het neoliberalisme spreekt Engels, De Standaard, 19-20 januari 2008, blz. 22-23
“Kennis van het Engels is een must. Maar dat geldt niet voor een doorgedreven verengelsing van de instellingen. Toen het Nederlands aan onze universiteiten nog de onbedreigde voertaal was, trokken wereldbefaamde Amerikaanse instellingen ook al de beste onderzoekers uit het Nederlandse taalgebied aan.” (Interview met Prof. em. dr. Ludo Simons, ’t Periodiekske, 4 december 2012)
“Taal en denken zijn zó met elkaar één dat zij als twee onscheidbare zijden van eenzelfde geestelijke werkelijkheid moeten beschouwd worden. Pas de taal maakt het denken mogelijk. Denken en spreken zijn één en hetzelfde, wat nochtans niet elke wederzijdse transcendentie uitsluit. (…) Vooreerst kan het denken in zeer verschillende talen geschieden. De implicatie van taal en denken moet noodzakelijk met zich meebrengen dat een verschil van taal het denken zelf niet onberoerd kan laten.” Libert van der Kerken S.J., Inleiding tot de fundamentele filosofie, De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1970, blz. 35
“Die eenzijdige verafgoding van het Engels wordt altijd als een vorm van noodzakelijk kosmopolitisme beargumenteerd: zij zou de pluriformiteit bevorderen, maar dat is onzin. Zeker: talenkennis is belangrijk, maar voor Nederland is dan het Duits als handels- en cultuurtaal minstens van zo groot gewicht; dat nu uit Duitsland afkomstige studenten in Groningen – en dat zijn er heel wat – Kant, Marx en Engels in het Engels moeten lezen, is dan ook te gek voor woorden.” Thomas von der Dunk, De Nederlandse universiteit en haar taal, bijdrage in: Albert Oosterhof, Willy Martin, Jan Roukens & Els Ruijsendaal (red.), Nederlands in hoger onderwijs en wetenschap?, Academia Press, Gent, 2010, blz. 59
“Zeker hebben wij een lingua franca nodig en die kan volgens de huidige stand van zaken alleen maar het Engels zijn. Maar zoals elk volk hebben wij daarnaast een cultuurtaal nodig – en dat kan alleen onze moedertaal zijn.” Notker Wolf, Waarop wachten wij. Een monnik klaagt het Avondland aan, Lannoo, Tielt, 2008, blz. 270