Verengelsing van het hoger onderwijs
Op zaterdag 13 maart 2010 organiseerden zeven verenigingen, nl. de Beweging Vlaanderen-Europa, het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond, de Marnixring Antwerpen Violier, de Nationalistische Studentenvereniging, de Stichting Taalverdediging, het Verbond van Vlaamse Academici en het Vormingsinstituut Wies Moens, te Antwerpen een symposium onder de titel Beter Engels of beter Nederlands? De bezorgheid rond de verengelsing van het hoger onderwijs is bij deze verenigingen zo groot, dat ze allemaal, elk naar eigen inzichten en mogelijkheden, verder werken rond hetzelfde onderwerp.
De volgende verenigingen redigeerden en ondertekenden het manifest, waarvan u hierna de tekst vindt:
– Algemeen Nederlands Verbond, Brussel
– Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond
– Marnixring Internationale Serviceclub
– Nationalistische Studentenvereniging
– Stichting Nederlands
– Stichting Taalverdediging
– Vormingsinstituut Wies Moens
Zij legden deze tekst voor aan het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen, waar hij werd goedgekeurd in de vergadering van het algemeen bestuur op 15 november 2010 en vervolgens ondertekend door het dagelijks bestuur.
Intussen werd het manifest eveneens ondertekend door:
– Algemeen Nederlands Zangverbond
– Guldensporen, Brasschaat
– Stichting Lodewijk de Raet
– Vrienden van Zuid-Afrika
Verenigingen die via deze weg kennis nemen van het manifest en die, al dan niet lid van het OVV, uitdrukkelijk hun instemming willen betuigen, kunnen dit laten weten op het volgende adres: edwin.truyens@skynet.be.
Manifest voor het Nederlands in het hoger onderwijs
Het Dagelijks Bestuur van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen (DB-OVV) en de ondertekenende verenigingen drukken hun bezorgdheid uit over de toekomst van het Nederlands als onderwijs- en wetenschapstaal en pleiten uitdrukkelijk voor een maximaal gebruik van het Nederlands in het onderwijs, ook in het hoger onderwijs. Zij stellen vast dat het hoger onderwijs in Nederland al in te verregaande mate verengelst is en zien met lede ogen aan dat een gelijkaardige negatieve evolutie in Vlaanderen dreigt. In Nederland geniet het Nederlands slechts bescherming in het primair onderwijs (min of meer gelijk te stellen met het lager onderwijs in Vlaanderen). De Wet op het primair onderwijs bepaalt in artikel 9, lid 8 dat het onderwijs gegeven wordt in het Nederlands. Maar men probeert zelfs die bescherming uit te hollen bv. door zogenaamde proefnemingen in Rotterdam. In Vlaanderen is er bescherming tot op het niveau van het hoger onderwijs. Sommigen dringen echter aan op een wijziging van artikel 91 van het Structuurdecreet, om op die wijze de poort naar verengelsing wijd open te zetten.
De toenemende internationalisering is wel een argument om de kennis van vreemde talen te bevorderen, maar dan gaat het zeker niet alleen over Engels. Er is geen enkel bezwaar tegen dat taalvakken in het hoger onderwijs gedoceerd worden in de betreffende vreemde taal.
Natuurlijk dient men oog te hebben voor de pedagogisch noodzakelijke interactie van onze studenten met buitenlandse studenten, maar deze laatsten moet men kunnen aantrekken door de hoge kwaliteit van ons onderwijs en niet door de cursussen hier te verengelsen. Buitenlandse studenten moeten even goed de inspanning opbrengen om Nederlands te leren en hier les te volgen, zoals onze studenten een vreemde taal aanleren om aan een buitenlandse universiteit te gaan studeren. Voor de buitenlandse studenten laat het Structuurdecreet bovendien de mogelijkheid om opleidingen in een andere taal aan te bieden.
Uiteraard is er geen bezwaar tegen dat studenten in het hoger onderwijs buitenlandse bronnen bestuderen in de taal waarin ze gesteld zijn.
Mogelijk zijn er nog andere specifieke situaties zijn, waarin voor een vreemde taal als onderwijstaal gekozen wordt, maar in de bachelors en masters moet dit uitzonderlijk blijven.
Jongeren die het middelbaar (in Vlaanderen) of het voortgezet (in Nederland) onderwijs verlaten en de stap zetten naar de universiteit maken al een taalsprong, namelijk naar de taal van de wetenschap. Het is bijgevolg pedagogisch onverantwoord om hen dan nog eens extra te belasten door hen te verplichten les te volgen in een vreemde taal. Een genuanceerde kennisoverdracht gebeurt trouwens het best in de moedertaal van student en docent.
Ouders die zelf al over een diploma hoger onderwijs beschikken en/of die een hogere financiële draagkracht hebben, kunnen hun kinderen gemakkelijker ondersteunen inzake taalverwerving van het Engels. Kinderen uit zwakkere sociale milieus vertrekken in het hoger onderwijs daardoor met een taalachterstand vergeleken met hun meer fortuinlijke generatiegenoten. Wie talent heeft, moet de kans krijgen dit te ontwikkelen zonder dat men met een vreemde taal een bijkomende hinderpaal opwerpt. Hoger onderwijs in het Engels betekent overigens eveneens een bijkomende moeilijkheid voor allochtone jongeren, waarvan men moet vaststellen dat ze nu al veel te weinig doorstromen naar het hoger onderwijs. Zij hebben vaak een vreemde taal als moedertaal, volgen in het lager en middelbaar onderwijs les in het Nederlands en zouden dan nog eens moeten overschakelen op het Engels in het hoger onderwijs, om dan uiteindelijk wellicht geen enkele taal goed te beheersen.
Taal en denken zijn zodanig met elkaar verstrengeld, dat het veranderen van taal onvermijdelijk gevolgen heeft voor het denken. Het Nederlands vervangen door het Engels in het hoger onderwijs, doet men niet ongestraft, noch voor de rechtstreeks betrokken personen, noch voor de gemeenschap. Bij overschakeling naar het Engels in het hoger onderwijs kan worden verwacht dat het Nederlands als wetenschappelijke taal zal wegkwijnen.
Het DB-OVV en de ondertekenende verenigingen pleiten heel uitdrukkelijk voor het behoud van de huidige tekst van het Structuurdecreet in Vlaanderen, een regelgeving die trouwens al toelaat om heel wat cursussen in het Engels te doceren. Zij pleiten echter nog meer voor bewustwording in Nederland én Vlaanderen om het Nederlands als onderwijstaal te koesteren en te bevorderen. Dat ligt helemaal in de lijn van het EU-grondbeginsel “Eenheid in verscheidenheid”.
Als alternatieven voor een wijziging van het structuurdecreet stellen wij voor: enerzijds maatregelen om de (Engelse en andere) taalvaardigheid van Nederlandstalige studenten te vergroten, anderzijds maatregelen om het onthaal van buitenlandse studenten te verbeteren.